Humanisme

Binnen de renaissance kwam het humanisme een rol spelen. Hier werd er meer aandacht besteed aan de normen en waarden van de klassieke wereld. Naast de meer religieuze onderwerpen in de kunst kwam er belangstelling van de figuren en goden uit de klassieke Mythologie.

Deze belangstelling werd gekoppeld aan de waarde van het individu en het geloof dat dit individu in staat geacht moest worden de wereld te begrijpen en te veranderen. Het individu kwam centraal te staan. De rede werd van groot belang voor de grote vragen van de mensheid op sociaal en politiek niveau. Ervaringen werden belangrijk naast het meer spirituele denken. het individu moest zelf in staat geacht worden zijn leven in te delen zonder dat daar spirituele krachten voor nodig waren.

Naast het bestuderen van religieuze onderwerpen kwam er ruimte voor wetenschappen als wiskunde, natuurkunde, grammatica, poëzie, filosofie en dergelijke meer wereldlijke studies.

Dit loslaten van de religieuze waarden kwam ook terug in de beeldende kunst waar bij het humanisme de mogelijkheden werden bekeken om ook de gewone mens af te beelden.

Het mag duidelijk zijn dat deze stroming zich in de renaissance niet altijd even gemakkelijk liet samenvoegen met het sterk religieuze denken uit die tijd, zeker omdat de religieuze uitgangspunten nu voor het eerst ter discussie werden gesteld. Toch wordt aan de grote geniale schilders uit deze tijd de eer gegeven dat men religieuze waarden en humanisme samen tot een eenheid heeft weten te maken.

Dat de nieuwe wetenschappen hun weg vonden naar de kunst en daar een behoorlijk stempel op drukten (bijvoorbeeld door het uitvinden van het perspectief) is dan ook logisch. Het maken van kunst werd een doel op zich met een eigen aanpak en een eigen wetenschap en de oprichting van kunstacademies om deze wetenschap te onderwijzen liet dan ook niet lang op zich wachten. De Fransman Poussin wordt geacht één van de grondleggers van kunst als wetenschap te zijn.