Barok

De term Barok is van huis uit niet erg gunstig. Het werd gebruikt om de kunstwerken negatief te benoemen die na 1600 gemaakt werden, waarbij deze werden vergeleken met de werken uit de renaissance en dan bij voorkeur vóór het manïerisme. Toch werd er in de Barok veel aan de kunst toegevoegd, met name beweging en het uitdrukken van die beweging, waarbij werkelijkheid en weergave aan de speelsheid en de beweging ondergeschikt werden gemaakt.





Beweging in de Barok

De beweging die we in de Barok tegenkomen kan van verschillende aard zijn. Bijvoorbeeld spiritueel, maar ook fysiek en emotioneel. Deze beweging wordt uitgedrukt met kronkelende vormen, een fors gebruik van felle kleuren en het gebruik van grote contrasten bij de weergave van het licht.

Bij de Barokke kunst wilde de kunstenaar de beschouwer van iets overtuigen met zijn werk en daarbij waren alle uitdrukkingsmogelijkheden geoorloofd. Die overtuiging mocht ook van religieuze of politieke aard zijn en de breuk tussen protestantisme (in het Noorden) en de Katholieke kerk in het zuiden is in de barokke kunstwerken goed terug te vinden. De zeventiende eeuw kende vele conflicten. Het is niet vreemd dat dit in de kunst van die tijd is terug te vinden.

De werken moesten ook de overtuiging overdragen van de opdrachtgever, die inmiddels al lang niet meer alleen in de kerk gevonden werd. De werken dienden niet alleen meer als decoratie van kerkelijke- en overheidsbouwwerken maar kwamen ook in de privévertrekken van de opdrachtgevers terecht. Interieurs, stilleven, landschappen en zeegezichten werden de meest geschilderde onderwerpen. De werken van de bekende schilders uit de Gouden Eeuw zijn hier goede voorbeelden van.